terug

Dytiscus marginalis - de geelgerande waterkever


Klik op één van de plaatjes voor een grotere afbeelding.
Geelgerande watertor, mannetje, 14-05-2003
Dytiscus marginalis
Geelgerande watertor, mannetje

Links een afbeelding van een mannelijk exemplaar van de geelrand. De ademopening aan de achterspits is gesloten, zilverig glanst een randje lucht. Net als de meeste waterinsecten moet de geelgerande watertor van tijd tot tijd verse lucht halen. Hij doet dat met de achterlijfspunt. Gladde dekschilden zijn het opvallendste kenmerk van het mannetje. Sommige vrouwelijke exemplaren hebben echter ook gladde dekschilden! De zuignappen aan de voorpoten zijn een betrouwbaardere aanduiding. De mannetjes hebben die nodig om zich op het gladde rugschild van de vrouwtjes tijdens de paring vast te houden, dus komen ze bij de laatste nooit voor. Moeilijker te zien is de dubbele zwemhaarzoom aan de achterpoten, bij de vrouwtjes is deze enkel. De kevers hebben een slechte reputatie, zo zouden ze een vijver leeg kunnen roven. Maar uit onderzoek (Hendriks & van Dijk 2022) is gebleken dat het meevalt, het is zeker niet nodig om ze te doden. Bij kostbare vissen is wegscheppen van de kever natuurlijk wel verstandig. Meer over de eetlust van de kever is te lezen op de pagina over het mannetje.

Geelgerande watertor, vrouwtje, 25-06-1997
Dytiscus marginalis
Geelgerande watertor, vrouwtje

Rechts een vrouwelijke geelrand. Duidelijk zijn de groeven in de dekschilden te zien die kenmerkend zijn voor het geslacht. De groeven lopen niet door tot het achtereinde. Waarom de vrouwtjes gegroefd zijn? Geen enkele verklaring is afdoende. Door de gegroefde dekschilden zou het mannetje bij de paring meer houvast hebben, maar dit is nooit duidelijk waargenomen; hij kleeft zich meer met de zuignappen op het gladde rugschild van het vrouwtje vast. De kevers kunnen goed vliegen: ze klimmen op windstille avonden uit het water, beginnen vreemd te zoemen (waarschijnlijk pompen ze op dat moment lucht in de holle aders van de vleugels) en plotseling gaan ze als reuzen lieveheersbeestjes brommend de lucht in. De kevers duiken na een vliegreis op alles wat voldoende spiegelt, bijvoorbeeld in tuinvijvers, zwembadjes maar ook glanzende auto's of broeikassen. Verder worden ze aangetrokken door buitenlampen. Als er in de sloot of vijver voldoende planten zijn en er voedselaanbod is, boort de kever met een legboor (ovipositor) gaatjes in stengels van waterplanten en legt daarin de langwerpige eitjes. Kleine, doorschijnende larfjes zwermen na enkele dagen plotseling door het water.





de Larve


Geelrand larve, jong
Dytiscus marginalis
Geelrand larve, jong

De pasgeboren larfjes lijken hulpeloze microgarnaaltjes en worden graag opgesnoept door andere insecten of vissen. Maar zelf zijn ze ook niet mis: nog maar net uit hun ei gekropen, eten ze al kleinere diertjes, of desnoods elkaar op. Ze vervellen een paar keer en groeien verbazend snel. Hun vorm wordt dan goed zichtbaar: een glazige, slanke rups met zes lange poten en schrikwekkende, sikkelvormige kaken. Ze moeten snel groeien en eten dan ook veel: ze zijn vraatzuchtiger dan de volwassen kever. Links zie je een nog jonge larve van een centimeter of twee. Ze kunnen door de ingeademde lucht lichter worden dan water. Langzaam stijgen ze dan verticaal op, vaak zonder hun poten te gebruiken, tot ze in hun geliefkoosde houding, het lichaam in een S gebogen, met de achterlijfspits aan de waterspiegel hangen. Twee ademopeningen aan het achtereinde ventileren de luchtkanalen (tracheeën), twee kleine uitsteekseltjes (cerci) bieden steun aan het achterlijf tegen de waterfilm. Zo hangt de larve schijnbaar levenloos, tot een klein visje of insect in de buurt komt. De larve is plotseling zeer attent: met een katachtige ruk wordt het lichaam in aanvalspositie gedraaid, de kaken wijd opengesperd, komt de prooi binnen grijpafstand dan schiet de kop als een bliksemschicht uit - en ge'pierced' tussen de sikkels spartelt het slachtoffer... Dan begint een gruwelijk, maar boeiend schouwspel: door de kaken, die hol zijn, wordt een bruin vocht in de prooi gepompt. Dat is giftig en eiwitoplossend, een akelig einde voor het snel minder tegenstribbelende dier. De vloeistof wordt even later weer opgezogen, samen met het eerste opgeloste voedsel. Dit proces herhaalt zich: duidelijk is door de kaken de stroming te zien, evenals in de kop, waar de stromen bij elkaar komen in een buis: het spijsverteringskanaal. Na een half uur zijn de meeste prooien grotendeels verteerd: een slap vel is soms het enige wat van sommige insecten overblijft. De larve laat de rest vallen, en even later hangt hij weer klaar, de kaken uitnodigend open. Hij valt ook grotere dieren dan hijzelf aan: als een niet loslatende terrier blijft hij aan visjes hangen, zodat hij gevaarlijk kan worden voor de kleinere goudvissen in de vijver. Met de zwemharen aan de poten kunnen ze ook langzaam door het water zwemmen, de zwemharen aan de staart worden gebruikt om met een staartslag weg te schieten bij dreigend gevaar.


Volgroeide larve.
Dytiscus marginalis
Geelrand larve, laatste stadium

Na elke vervelling groeit de larve tot hij zo'n zeven centimeter lang wordt. De volgroeide larve is dik en zwaar, hij hangt niet meer aan de oppervlakte, maar zoekt ondiepten op om nog met de staartpunt te kunnen 'snorkelen'. Uiteindelijk eet hij niet meer en kruipt uit het water, waar hij vlak bij de oever een holletje graaft om zich te verpoppen. Na enkele weken barst de kever uit de pophuid. Hij is eerst nog zacht en roomwit. Na een paar dagen is de chitine uitgehard en donker verkleurd. Dan pas werkt de kever zich uit de grond.




"What's in a name":

De Nederlandse namen. Als grote en (dus) opvallende kever is de kever al heel lang bekend. Er zijn er meerdere bekende namen: "geelgerande watertor", "(gewone) geelgerande waterroofkever", of kort: "de geelrand". Waar de namen vandaan komen is duidelijk: de gele randen zijn opvallend en de kever is verreweg de bekendste vertegenwoordiger van de waterroofkeversfamilie, de Dytiscidae. De kever en de larve worden beide wel eens "watertijger" genoemd, vanwege hun vraatzuchtige reputatie.


De wetenschappelijke naam: Linnaeus kende hoogstwaarschijnlijk deze kever, in elk geval noemde hij hem Dytiscus, al in zijn eerste Systema naturae die hij uitgaf 1735 (in Nederland, Wikipedia). Daar prijkt de naam Dytiscus in kolom "V Insecta" direct onder Blatta, de (eveneens zeer bekende) kakkerlak. Maar in de systematiek en naamgeving is pas de Systema naturae van 1758 geldig, de naam die daar staat is nog steeds geldig en daarom is de volledige naam nu:

Dytiscus marginalis Linnaeus 1758

Dytiscus is een verkleining van Grieks Dutikos, duiker, en marginalis betekent natuurlijk: gerand, het "gerande duikertje" dus. Veel waterkevers werden vroeger Dytiscus genoemd, zie ook de pagina's over naamgeving. Later werd deze enorme groep onderverdeeld in kleinere. De meeste soorten kregen een nieuwe geslachtsnaam, waardoor de naam van Linnaeus en de (vele) andere naamgevers volgens de regels tussen haakjes moest komen te staan, dit geldt dus niet voor de geelrand. Overigens zijn er meerdere soorten geelgerande waterkevers, meer daarover op de volgende pagina's.

Van een kever die zo bekend is, zou je in oude literatuur beschrijvingen verwachten. Een aardig historisch overzicht vond ik in Blunck (1913). Hij geeft 1602 als jaar waarin de kever voor het eerst beschreven wordt, in een entomologisch werk van onderzoeker Aldrovandi te Bologna. Deze beschrijft de kever als Scarabaeus aquaticus alius. De larve kon Blunck (1913) in een nog ouder werk uit 1555 van "Wilhem Rondelet" vinden, beschreven als Squilla fluviatilis. Het is heel goed mogelijk dat de waarnemers toen niet wisten dat het beschreven dier uiteindelijk een kever moest worden. Maar de verpopping is dan ook niet makkelijk te zien te krijgen (zie ook de pagina over de larve). Blunck (1918) citeert verder Swammerdam (1669) over de larve en ook die slaagde daar niet in, hoewel hij er wel van overtuigd was dat de larve uiteindelijk in de kever moest veranderen. Alle in deze paragraaf genoemde werken zijn gedigitaliseerd te vinden op het web, zie de literatuurlijst. De door Blunck (1918) beschreven passages in de Latijns/Nederlandse uitgave van 1735 en de Duitse van 1752, beide door Boerhaave verzorgd.

Literatuur:

Zie ook de LITERATUURLIJST waterkevers.

Aldrovandi, U. 1602 De animalibus insectis libri septem : cum singolorum iconibus ad vivum expressis
Gelezen op 3 maart 2024 op:
https://www.biodiversitylibrary.org/page/60419459#page/2/mode/1up

Blunck, H., 1913 Beiträge zur Naturgeschichte des Dytiscus marginalis L. (Historisches, Paläontologie, Systematik und Fannistik. Zoologische Jahrbücher. Abteilung für Systematik, Geographie und Biologie der Tiere 35 1-54
Opgehaald 2 maart 2024 van:
https://www.zobodat.at/pdf/Zoologische-Jahrbuecher-Syst_35_0001-0054.pdf

Blunck, H., feb 1923 Wirtschaftliche Bedeutung und Bekämpfung des Gelbrands. Zoologischer Anzeiger 207-224
Opgehaald 14 maart 2024 van:
https://ia801609.us.archive.org/21/items/biostor-278228/biostor-278228.pdf

Hendriks, P., van Dijk, G., 2022 Maakt de gewone geelgerande waterroofkever Dytiscus marginalis zijn reputatie als rover waar? Entomolgische berichten 82 (1) 2-8
Opgehaald 2 maart 2024 van:
https://www.b-ware.eu/sites/default/files/publicaties/Hendriks%26vanDijk_entomologische_berichten_2022.pdf

Markle, S. 2008 Diving Beetles: Underwater Predators - Lerner Publications Company (juvenile literature)


Opgehaald 25 maart 2024 van: https://www.zobodat.at/pdf/Entomologische-Blaetter_5_0067-0068.pdf

Rondelet, G. 1555 Universae aquatilium Historiae pars altera, cum veris ipsorum imaginibus - Macé Bonhomme, Lyon 1555 - pag. 212 (Drukfout? op de pagina's 212 en 213 is het paginanummer gedrukt als 112 en 113)
Gelezen 3 maart 2024 op:
https://www.biodiversitylibrary.org/page/60419459 (pagina 224:212)

Swammerdam, J., 1669 Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens - Meinardus van Dreunen, Ordinaris Drucker van d' Academie. Utrecht 1669
Gelezen 3 maart 2024 op:
https://www.dbnl.org/tekst/swam001hist01_01/swam001hist01_01_0007.php

Swammerdam, J., Boerhaave, H., Gaubius H. 1735 Bybel der Natuure Boerhaave, Leiden 1735 - Isaac Severinum e.a.
Opgehaald 4 maart 2024 van:
https://ia800106.us.archive.org/19/items/bybeldernatuure1swam/bybeldernatuure1swam.pdf

Swammerdam, J., Boerhaave, H., 1752 Bibel der natur
Opgehaald 4 maart 2024 van:
https://ia802903.us.archive.org/7/items/johannswammerdam00swam/johannswammerdam00swam.pdf

Wesenberg Lund,C. (1943) "Dytiscus marginalis" in Biologie der Süsswasserinsekten. Verlag J. Springer, Berlin-Vienna 1943. 253-289

Diverse pagina's Wikipedia, zie links in de tekst.






HOOFD Index   Kevers1   Kevers2   Wantsen   Wantsen   Libellen   Overige insecten   Overige dieren  

terug
terug naar KEVERS 1


This page in English language english Engelstalige pagina


COPYRIGHT:
Alle afbeeldingen op deze site zijn door G.H. Visser (Aadorp, Nederland) gemaakt, tenzij anders genoemd. Alle rechten behoren hem toe. Deze afbeeldingen mogen op geen enkele wijze anders dan voor eigen privé gebruik aangewend worden. Direct linken naar of plaatsen van de afbeeldingen op andere websites zonder toestemming nadrukkelijk verboden. Als u ze voor doelen, waarbij derden betrokken zijn, wilt gebruiken, vraag dan via een e-mail goedkeuring aan de auteur. Doel van de foto's is wel dat ze de interesse in de natuur helpen bevorderen op alle mogelijke manieren. In het bijzonder worden mensen aangemoedigd die materiaal nodig hebben voor natuurexposities of voor educatieve doeleinden.
© G.H. Visser 12-04-2005
rev. 15-03-2024

Valid XHTML 1.0!

https://www.microcosmos.nl/nbeet1/dytiscus.htm