Snellen van Vollenhoven:
(1816-1880)
OP OP EEN MOOIE VOORJAARSDAG STAAN WE AAN DE OEVER VAN EEN GROTE NATUURVIJVER. De zon schijnt in het water en de goed zichtbare zandbodem verdwijnt in het schimmige diepere gedeelte. Plotseling schiet een beestje, een flinke centimeter groot, schokkerig omhoog naar het oppervlak, blijft daar een seconde hangen, glanzend in de zon en spurt weer weg naar de diepte: dát is een duikerwants.
De duikerwants is één van de meest algemene waterinsecten van Nederland, en komt in praktisch al onze beken,sloten, plassen en grote vijvers voor. In tuinvijvers zie je ze wat minder, waarschijnlijk omdat daar vaak geen zandige oeverzone is. Er zijn ongeveer dertig soorten in Nederland te vinden.
Eén van de meest algemene duikerwantsen, Corixa punctata, is een ruime centimeter
groot en een mooi diertje: een goudkleurige rug, zilveren luchtbel onder de buik, een
gestroomlijnd lichaam en helder rode ogen (donkerder bij oudere exemplaren). In een aquarium
zijn ze goed te bestuderen. Ze kunnen daar een paar weken in leven, er moet dan wel wat
detritus ("afval") op de bodem liggen, want daar halen ze hun voedsel grotendeels uit.
Duikerwantsen kunnen meestal veilig met andere slootdieren gehouden worden. Maar we moeten dan
wel de duikerwantsen onderscheiden van de bootsmannetjes. Zie je een beestje onder water met
snelle, schokkerige bewegingen wegzwemmen, is het meestal óf een bootsmannetje óf een
duikerwants. Het zijn allebei wantsen en de twee soorten lijken zo
op het oog veel op elkaar: bootvormig gestroomlijnde, ongeveer 1 tot 2 cm grote insecten met
lange, roeiende achterpoten. Bootsmannetjes zie je eerder en vaker omdat die vlak onder de
waterspiegel leven. Duikerwantsen zitten meest op de bodem, en die is niet altijd zichtbaar.
Verder kun je ze, heel even, zien als ze verse lucht halen aan het wateroppervlak.
Op de volgende bladzijde gaan we wat dieper op de verschillen in.