Een compositiefoto van de palpen van het vrouwelijke A. buccinator exemplaar van de vorige pagina. De mijt is gestorven, daarna is dissectie verricht. De uiteinden van de palpen waren op deze opname niet scherp en zijn ingevoegd vanaf eenzelfde foto. Duidelijk is te zien dat de palpen geen dichte borstelgroepen op de binnenzijde hebben. De foto is gemaakt met een fasecontrast opstelling. Een levende mijt houdt de palpen naar beneden gebogen, de foto rechtsonder geeft daarvan een beetje een indruk.
Deze foto geeft ook een goede algemene indruk van de palpen van de Arrenurus soorten. Let op de fijnmazige pantsering en de merkwaardig gedrongen bouw. De "klauw" van de palp is in werkelijkheid het vijfde lid (P V). Het vierde lid (P IV) heeft een uitsparing waar P V ingeklapt kan worden. Op deze wijze wordt een soort grijptangetje gevormd. Waarom de palp juist deze vorm heeft weet ik niet. Mosselkreeftjes (ostracoden) zijn prooidieren voor Arrenurus: misschien kunnen de mijten met hun palpen de tasters van deze ostracoden goed vastklemmen. Uchida (1932) zag in ieder geval dat Arrenurus mijten met hun palpen de ostracoden bij de naar buiten stekende antennes grepen. Daarna gebruikten ze ook de voorste drie pootparen om de mosselkreeftjes stevig vast te houden, tot ze hun schaaltjes openden, wat soms behoorlijk lang duurde. De palp rechts op de foto lijkt bij de schaar bezet met een kolonie infusiediertjes.
Hieronder links is het uiteinde van P IV te zien, er lijkt een soort dwarse inkeping te zitten in de holte waar (de onscherp afgebeelde) P V in valt. Misschien past daar een antenne of poot van een mosselkreeftje in? Op de rechter foto zijn duidelijk vijf of zes lange borstelharen op P II te zien. Klik eventueel op de foto voor een paginagrote versie.