Het mannetje van deze watermijtensoort heeft een ovaal schild op de rug. Dat schild is hier niet waar te nemen, mogelijk is het te transparant, of de contouren zijn niet scherp genoeg afgebeeld op deze (gestackte) afbeelding.
De palpen zijn kort en dik, met een kegelvormige punt. De voorste twee pootparen hebben
een verdikt laatste lid (IP1 en IIP1).
Watermijten hebben, net als waterkevers en waterwantsen, vaak allerlei soorten vastzittende
microorganismen op hun poten en lichaam. Deze profiteren van de mobiliteit van hun gastheer,
die voor stroming en nieuwe voedselgebieden zorgt. Op deze afbeelding zijn ze vooral op het
derde pootpaar en de rechter achterpoot te zien. Het zijn in dit geval mogelijk sessiele
zuiginfusoriën.
De laatste leden van de achterpoten (IVP6) zijn aangepast. Mogelijk om de poten van een vrouwtje vast te houden tijdens de paring. Op de uitsnede rechtsonder zijn twee doornborstels te zien in de kromming van IVP6. De vierde leden (IVP4) zijn verbreed, zie ook de volgende pagina.
Zie de LITERATUURLIJST watermijten.