Limnesia maculata is zo algemeen dat het bijna vervelend wordt: haal je een schepnet door een veelbelovende sloot of vijver, dan zitten deze rode bolletjes heel vaak bij de vangst. De mijt hierboven is een typerend exemplaar ("gaap"). De vlekken, die in de literatuur vaak contrastrijk getekend worden, zijn in de praktijk meestal wat vaag, soms ontbreken ze helemaal. De palpen zijn relatief klein, er zijn vier ogen zichtbaar en het excretie orgaan is zichtbaar als lichte kronkeltjes onder de rode huid.
Achterop de rug is een schildje te zien, daar is het lijf wat ingedeukt. Dat komt omdat daar spieren aangehecht zijn die van de buik naar de rug lopen en als die aangetrokken worden, trekt het schildje een deuk in het weke lichaam. Hetzelfde geldt voor de voorste deuk (omgeven door de witglanzende ring) die zichtbaar is, daar zit het linker voorste schildje (rechts voor de kijker). Het rechter voorschildje is ook zichtbaar en trekt vermoedelijk ook een deukje, maar door de eenzijdige belichting is dat niet goed zichtbaar, op de foto hieronder wel:
Op de foto's hieronder zijn de genoemde schildjes met rode pijlen aangeduid. De gele pijlen wijzen op kleinere schildjes, die een haar en een klierporie dragen, de zogenaamde dorsoglandualaria. Deze zijn symmetrisch over het mijtlichaam verdeeld. Relatief grote klieren liggen onder de huid en deze scheiden via de poriën een secreet uit waardoor de mijt met een slecht smakend laagje bedekt wordt.
De achterpoten zijn hier vastgelegd tijdens het poetsen: de mijt maakt in zit af en toe snelle poetsbewegingen met de achterpoten over het lichaam, wat op die wijze met het secreet "in de was gezet" wordt. De meeste tijd bewegen ze overigens meer naast en iets boven het lichaam, om een stroom vers water boven de huid te creëren ten behoeve van de huidademhaling.