Zoals veel andere Spinnende waterkever soorten kruipt Chaetarthria af en toe met de buik omhoog dicht onder het wateroppervlak om de onderkant in contact te brengen met de lucht boven water. Dit is de te zien op de foto linksboven. Op deze manier ververst hij het luchtvoorraadje op de buik, wat daar door een laag van waterafstotende haren wordt vastgehouden. Het zal duidelijk zijn dat het effect van de oppervlakte spanning voor een insect van 1,5 mm veel sterker merkbaar is dan voor ons: wij kunnen niet zo'n "kuil" in het oppervlak trekken.
Op het plaatje linksonder heeft de kever, wat onhandig, houvast aan een stengel. Op de foto rechts onder is één van de voelsprieten uitgestoken. Die ziet er grijs uit door een bedekking van waterafstotende haren. Alle spinnende waterkevers gebruiken hun voelsprieten om een luchtkanaaltje aan het wateroppervlak te maken om zo hun ademhalingslucht te verversen. Het voordeel boven het boven beschreven "buikschuiven" is waarschijnlijk dat het veel stiekemer kan, tussen wat kroosblaadjes bijvoorbeeld.
Vreemde naam Chaetarthria: op te breken in chaet-: haar, borstel en arthria, wat zowel arterie (ader, luchtbuis) of geleding kan betekenen. "Geledingen met borstels" klinkt logisch, maar deze kever heeft een eigenaardige, wat buisvormige holte onder de buik met een haarzoom, afgedekt door een membraan. Zijn dat misschien "harige arteriën"? Wie het weet mag het me e-mailen... seminulum betekent volgens mij: zaadkorreltje
Onlangs is uitgevonden dat er niet één, maar drie soorten Chaetarthria zijn in Nederland, die naast elkaar kunnen voorkomen: eerst vond men simillima en later similis, zie dit bericht op Macrofauna.web-log.nl. Daarom heb ik een cf. afkorting in de naam gezet: ik kan nu niet meer met zekerheid zeggen dat dit seminulum is!