Mesovelia furcata op een kikkerbeetblaadje
DIT IS DE MINST BEKENDE OPPERVLAKTEWANTS. ER ZIJN MAAR
WEINIG MENSEN DIE HEM WEL EENS GEZIEN HEBBEN LANGS DE RAND VAN SLOOT EN PLAS. Ik vond hem
ook alleen maar omdat ik wist wat ik zou kunnen vinden en daardoor deze 3 millimeter grote
stip bij de oever op een recreatieplas zag rennen, toen ik dicht boven het water het
oppervlak afspeurde. Door hun geringe grootte en het feit dat ze minder algemeen zijn dan
Microvelia's blijven deze wantsen onopgemerkt. Het is goed mogelijk dat ze veel vaker
voorkomen dan dat ze gezien worden. Ook de grote kenner Wesenberg Lund moest door een
collega op de Mesovelia's in zijn gebied gewezen worden, zelf hield hij ze eerst voor
nimfjes van andere wantsen. Ze zijn te herkennen aan hun wat groenige kleur en de vorm van
het lijf: ze zijn slanker dan de ronde Microvelia's. Misschien zijn ze groen omdat ze
het liefst op drijvende bladen rusten. De kleur is door de sterke glans niet altijd
duidelijk te zien.
De wetenschappelijke naam betekent: "middelste Velia", waarmee waarschijnlijk
bedoeld wordt dat dit wantsje in grootte tussen
Microvelia en
de
beekloper zit. Mesovelia is echter in een eigen familie, de
Mesovelidae, geplaatst. Wel heeft Mesovelia de naar achteren geknikte pootjes die ook
kenmerkend zijn voor de
Veliidae familie. Ze kunnen er verrassend snel mee rennen en
soms met een sprong vooruit schieten. Of de pootjes dan los van het water komen is niet goed
te zien. Maar meestal zitten ze stil op een bladrand of stengel, of lopen bedaard over het
water. De poten worden daarbij afwisselend bewogen, ongeveer zo: de linker voorpoot gaat
tegelijk met de linker achterpoot naar voren, dan gaat de linker middenpoot naar voren
terwijl ook rechtsvoor en rechtsachter gaan. Mesovelia heeft ook een scherpe zuigsnavel
zoals alle oppervlakte wantsen. Deze wordt in kleine insecten geboord die op het water zijn
gevallen, of in andere oppervlaktedieren waarna ze worden uitgezogen. Meestal vind je
ongevleugelde(
a-ptere) exemplaren, af en toe zijn er gevleugelde (
macro-ptere)
exemplaren die kunnen vliegen en de soort verspreiden naar andere watertjes. De eitjes (ruim
100) worden in plantenstengels gestoken. Deze zinken naar de bodem en in het voorjaar komen
de nimfjes uit. Ze stijgen onmiddellijk naar de oppervlakte en breken door het
oppervlaktevlies om er op te gaan lopen.
M. furcata, nimfn
Mesovelia nimf, pas verveld
De nimfjes lijken al veel op de volwassen exemplaren en zijn na vijf stadia volwassen.
Door hun geringe grootte is een opstaand waterrandje (
meniscus) tegen een
plantenstengel een hoge, spiegelgladde helling voor hen, vergelijkbaar met een ijzige
skipiste voor ons. Ze hebben een speciale techniek ontwikkeld om daar tegen omhoog(!) te
glijden. Dit doen ze door met de voor- en achterpoten aan het wateroppervlak te trekken in
plaats van het naar beneden te duwen. Door de krachten, die zo ontstaan, worden ze omhoog
gevoerd.De nimfen zijn aan het einde van het jaar allemaal volwassen. Volgens sommige
onderzoekers zijn er twee generaties per jaar, volgens anderen één.