Watermijt, nimf op duikerwants
Levenscyclus
IN DE ZOMER ZIEN WE SOMS INSECTEN WAAR ÉÉN OF MEER RODE OF
ORANJE BOLLETJES OP ZITTEN. Die bolletjes zijn nimfen (larven) van mijten, in een pootloos,
parasitair ontwikkelstadium. Watermijten hebben een complexe levenscyclus, waarbij tussen ei
en volwassen mijt vier extra fasen te onderscheiden zijn. Die cyclus is voor alle soorten
watermijten niet hetzelfde, maar in grote lijnen verloopt hij zoals hieronder beschreven
(Wesenberg Lund, 1939; Davids, 1979,2004; Smit 2008; Martin, 2008).
DE PARING verloopt verschillend voor de diverse soorten. Vaak verankert het mannetje
zich op de één of andere manier aan een vrouwtje. De spermaoverdracht gaat meestal via een
soort pakketje, een
spermatofoor. Bij veel soorten brengt het mannetje dit pakketje
in de geslachtsopening van het vrouwtje, met één van de palpen of één van de poten van het
derde pootpaar. Bij andere soorten zet het mannetje de spermatofoor af op de ondergrond (een
blad o.i.d.) en neemt het vrouwtje deze op in haar genitaal, zelfstandig of doordat het
mannetje haar er op trekt.
HET EI Sommige soorten leggen gezamenlijk grote plakkaten eitjes af op de bodem en/of
bladeren van waterplanten, andere soorten leggen afzonderlijk een pakketje. Sommige soorten
steken de eitjes
in waterplanten. Het aantal eitjes (vaak rood van kleur) varieert
van een tiental tot een paar duizend. De eiplakkaten zijn verschillend van vorm: meestal
oneffen, maar soms een gladde en stevige plak. In het ei wordt altijd binnen de bestaande
eihuid, een nieuwe, tweede eihuid gevormd, waarbinnen het
Schadophane stadium groeit,
als een soort embryo van de larve.
DE LARVEN die uit het ei kruipen, verschillen sterk van de volwassen watermijt: ze
hebben geen acht, maar zes poten en relatief grote, speciale monddelen om zich aan insecten
te kunnen vastbijten. Dat is dan ook het enige doel van de larven: bij de meeste soorten
sterven de ze binnen een paar dagen als ze er niet in slagen een gastheer, te kunnen vinden.
Het overgrote deel slaagt daar niet in. Bij sommige soorten, zoals
Hydrodroma stijgen de uitgekomen larven massaal op naar het
wateroppervlak, waar ze razendsnel overheen rennen, als een zwerm door elkaar glijdende rode
puntjes.
Ze proberen daarbij op een geschikt slachtoffer te springen, bijvoorbeeld een
schaatsenrijder,
Parathyas larven kunnen daarbij
centimeters ver springen, relatief een enorme afstand! Andere soorten klimmen via de
waterplanten omhoog, weer andere zoeken zwemmend onder water hun gastheer op. Slachtoffers
zijn waterwantsen, waterkevers en hun larven, evenals libellenlarven en muggenlarven. Ze
worden op het lichaam, op de poten, of op de vleugels gegrepen.
DE NYMPHOPHANE FASE is linksboven en rechts te zien, op de geïnfecteerde
duikerwantsen. In dit stadium verliezen de vastgebeten larven hun pootjes en veranderen in
een peervormige gedaante. Exemplaren onder dekschilden van insecten worden breed en plat.
Door bloed en opgeloste eiwitten van de gastheer op te zuigen groeien deze zakjes enorm, tot
de
nimf, die zich in het zakje ontwikkelt, zichtbaar wordt. Uiteindelijk komen deze
uit en is het insect verlost. Watermijten groeien in dit stadium dus als parasiet. Als de
gastheer kan vliegen, kunnen ze zich bovendien makkelijk verspreiden!
DE NIMF lijkt al veel op de volwassen mijt, en jaagt op hetzelfde voedsel. Alleen
zijn de geslachtsdelen nog niet volledig ontwikkeld. Na een vrije korte periode steekt de
nimf zijn steeksnuit in een waterplant en zit dan weer onbeweeglijk vast. Op het oog gewoon
een stilzittende watermijt. Maar dit stadium wordt
HET TELEIOPHAN stadium genoemd en
binnen de nimf groeit de volwassen mijt.
Uiteindelijk barst de nimfhuid open en komt
HET IMAGO, de volwassen mijt te voorschijn en kan gaan paren om zo de cirkel rond te
maken.
Als een beer in een boom
- -
In een heel ondiep hoekje van een zwemplas, waar wat aanspoelsel lag, zag ik eens een
hoop piepkleine, rode stipjes met grote snelheid door elkaar krioelen op het oppervlak.
Ze leken te glijden, door hun nietigheid was van de pootjes niets te zien. Ik besefte
dat het watermijtenlarfjes waren, op zoek naar een gastheer om op te springen. Als een
beer, gevlucht voor jakhalzen, zat een Haliplus kevertje in de top van een kleine
spriet die midden tussen de stipjes uit het water omhoog stak. Was hij werkelijk
gevlucht voor de belagers?
Volwassen watermijten eten watervlooien, mosselkreeftjes en andere kleine dieren. Op
de tekening linksboven is de prooi een zebramosselkreeftje. Veel soorten zijn erg
vraatzuchtig en steken hun cheliceren ook in andere mijten. Met name
Limnesia soorten maken zich meester over dunhuidige mijten, die
in hun buurt komen. De prooidieren worden met de cheliceren aangeboord en uitgezogen.
Hydrachna soorten boren insecteneieren aan (Davids, 1979). Ik zag eens dat een paar
eitjes van een
eirond watertorretje werden
leegezogen door een rode watermijt.
Davids, C. (1997). Watermijten als parasiten van libellen. Opgehaald van
http://www.brachytron.nl/Brachytron/brachytronsums/Brachytron%201-2-4.pdf
Davids, C. (2004). Parasitisme bij watermijten. Opgehaald van
http://www.nev.nl/eb/EB-2004/EB-64(2)/2004-051-058-Davids.pdf">http://www.nev.nl/eb/EB-2004/EB-64(2)/2004-051-058-Davids.pdf
Peyrusse, P. Bertrand, M. (2001). Les Acariens aquatiques de France. Insectes 4 №
123 - 2001 (4) opgehaald 20 juni 2012 van
http://www.inra.fr/opie-insectes/pdf/i123peyrusse-bertrand.pdf
Smit, H. (2008). Watermijten, ter land, ter zee en in de lucht. in: Passie voor kleine
beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland (2008), p. 60-61. Opgehaald van
http://www.repository.naturalis.nl/document/124827